Blog

Op deze pagina vindt u artikels boordevol nuttige juridische informatie over passagiersrechten en actuele onderwerpen. Veel leesplezier! Terug
24-3-2017
Wanneer wel of geen recht op geld terug bij vertraging vliegtuig?

 

Stakingen

Volgens het Bundesgerichtshof kan een staking onder het eigen personeel een buitengewone omstandigheid ingevolge artikel 5 lid 3 van de verordening opleveren [1]. Volgens het hof moet het met de bestaande middelen van de luchtvaartmaatschappij onmogelijk zijn geweest de annulering van de vlucht te voorkomen. Het HvJ EU heeft omtrent het gevolg van stakingen voor de compensatie geen uitspraak gedaan.
Opvallend is dat het Bundesgerichtshof in deze zaak geen prejudiciële vraag stelt aan het HvJ EU.

Staking als omstandigheid wordt in de considerans onder punt 14 van de verordening opgesomd als buitengewone omstandigheid, derhalve heeft de consument geen recht op compensatie. De staking van het eigen personeel wordt niet specifiek genoemd.

Mijns inziens is dit een andere omstandigheid dan de staking van personeel van derden. De staking van het eigen personeel hoort geen buitengewone omstandigheid te zijn. De luchtvaartmaatschappij kan dit namelijk voorkomen. Probeer dus altijd je geld terug te krijgen bij vertraging van je vliegtuig. 

Aansluitende vluchten


Het Bundesgerichtshof heeft een uitspraak gedaan omtrent aansluitende vluchten[2]. Wanneer twee of meer vluchten worden aangeboden door dezelfde luchtvaartmaatschappij, dienen de vluchten afzonderlijk te worden beoordeeld. De bescherming van de passagiers op grond van de verordening wordt per vlucht beoordeeld. Dit geldt eveneens indien de vluchten worden uitgevoerd door dezelfde maatschappij en als een terminalaansluiting samen geboekt kunnen worden. In deze zaak ging het om een niet-Europees aansluitende vlucht. Derhalve is de verordening niet van toepassing op deze aansluitende vlucht. In deze zaak is het niet nodig gevonden een prejudiciële vraag aan het HvJ EU te stellen, omdat de aansluitende vlucht buiten de werkingssfeer van de verordening valt. In het Folkerts-arrest oordeelde het HvJEU eveneens dat de vertraging op de plaats van eindbestemming bepalend is voor een compensatieplicht[3]. De eindbestemmingen van beide vluchten dienen afzonderlijk te worden beoordeeld.

Defecte stoel


Het Landgericht Frankfurt am Main heeft een uitspraak gedaan omtrent een defecte stoel in een vliegtuig[4]. In deze zaak heeft de eiser een verstelbare stoel uit de Comfort Class geboekt. Tijdens de vlucht bleek dat de stoel defect was en niet kon worden versteld. De rechter heeft geoordeeld dat in een langeafstandsvlucht het comfort van de reiziger een cruciale factor is. Derhalve is de luchtvaartmaatschappij gehouden om een deel van het vliegticket terug te betalen. In de verordening is niet voorzien in de situatie van een defecte stoel. Deze situatie is te vergelijken met de situatie van plaatsing van de passagier in een lagere klasse. De onderscheidende factor van de stoel uit de Comfort Class is de verstelbaarheid van de stoel.

Mijns inziens kan deze situatie worden aangemerkt als de situatie van plaatsing in een lagere klasse. Wanneer een passagier in een lagere klasse wordt geplaatst dan die waarvoor een ticket is gekocht, moet de luchtvaartmaatschappij ingevolge artikel 10 lid 2 van de verordening een percentage van het ticket terug betalen. Opvallend in deze zaak is dat het Landgericht oordeelt op grond van het Duitse burgerlijk recht en niet op grond van de verordening. In boek 2 § 651c BGB is een bepaling opgenomen die de reisorganisator verplicht zich te houden aan de gegarandeerde eigenschappen uit de overeenkomst. Mijns inziens had het landgericht moeten oordelen aan de hand van de verordening. Het Europese recht heeft volgens het voorrangsbeginsel, voorrang boven nationale wetgeving[5]. Uit artikel 288 VwEU blijkt dat verordeningen direct van toepassing zijn in de lidstaten. Het landgericht kon naar analogie redeneren met de situatie van plaatsing in een lagere klasse. De situaties lijken sterk op elkaar. Wanneer hier niet aan is voldaan kan de reiziger een bedrag aan schadevergoeding eisen. Het Landgericht Köln heeft een uitspraak gedaan over een technisch defect aan het vliegtuig[6].

Defect aan ontdooingssysteem

In deze zaak werd een vlucht geannuleerd, omdat het ontdooiingssysteem van het vliegtuig defect was. Volgens het Landgericht is dit een technisch defect dat niet kan worden omschreven als een onvermijdelijke omstandigheid. De voorgeschreven onderhoudscontroles waren tijdig uitgevoerd, tevens was in de ochtend van de vlucht was een controle uitgevoerd. Volgens het Landgericht is dit een buitengewone omstandigheid zoals omschreven in artikel 5 lid 3 van de verordening.  Ondanks het naleven van de voorgeschreven onderhoudsbeurten heeft zich een probleem voor gedaan. Dit is niet te wijten aan de luchtvaartmaatschappij. De luchtvaartmaatschappij heeft alle redelijke maatregelen genomen om de annulering te voorkomen.

Verder heeft de luchtvaartmaatschappij een vervangende vlucht proberen te regelen. Deze uitspraak in de lijn van het Kramme-arrest van het HvJ EU[7]. Het HvJ EU heeft in het Kramme-arrest bepaald dat in bepaalde omstandigheden een technisch probleem als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening worden aangemerkt[8]. De voorwaarden zijn cumulatief opgesomd:       

Er dient geen vervangingsvliegtuig beschikbaar te zijn; Elke redelijke maatregel om het technisch probleem op te lossen moet genomen zijn, onderhoud en controle van het vliegtuig dient correct en tijdig te worden uitgevoerd; · 

Het technisch probleem dient buitengewoon zijn in de normale betekenis van het woord, het dient geen typische soort probleem te zijn dat bij alle vliegtuigen en/of een bepaald vliegtuigtype voorkomt, evenmin een soort probleem waarvan bekend is dat zij bij het betrokken vliegtuig al eerder is voorgekomen. Het is aan de nationale rechter om de toelaatbaarheid en bewijskracht van de documenten en van het overige bewijs van de luchtvaartmaatschappij overeenkomstig de nationale bewijsregels te beoordelen. Hierbij dient het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel in acht te worden genomen. De nationale rechter toetst uiteindelijk of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 lid 3 van de verordening. Het Amtsgericht Leipzig heeft beslist dat rechtspersonen ook bescherming genieten op grond van de verordening[9]. In deze zaak gaat het om een rechtspersoon die een vlucht heeft geboekt. De overeenkomst is tot stand gekomen tussen de rechtspersoon en de luchtvaartmaatschappij, maar het ticket staat op naam van een natuurlijk persoon. Vervolgens wordt de vlucht geannuleerd. De rechtspersoon wenst een compensatie te ontvangen als gevolg van de annulering. Het Amstgericht heeft de vordering toegewezen met als onderbouwing dat de bedoeling van de wetgever zou mislopen wanneer de luchtvaartmaatschappij niet gehouden zou zijn tot het betalen van schadevergoeding, omdat de benadeelde een rechtspersoon is. In de considerans van de verordening wordt geen omschrijving gegeven van het begrip passagier ofwel benadeelde. Verder heeft het HvJ EU geen uitspraak gedaan over de bescherming van rechtspersonen in de zin van de verordening. In de considerans van de verordening onder 1 staat omschreven dat het optreden van de Gemeenschap onder meer moet worden gericht op de waarborging van een hoog niveau van bescherming van de passagiers, met volledige inachtneming van de eisen op het gebied van consumentenbescherming in het algemeen.

Mijns inziens zou de rechtspersoon eveneens beschermd kunnen worden op grond met een analogie redenering naar het Gruber-arrest[10]. Het HvJ EU oordeelde in deze zaak dat het begrip consument beperkend moet worden uitgelegd. Indien een natuurlijk persoon gemengd wordt gebruikt kan een natuurlijk persoon slechts als consument worden beschouwd indien de overeenkomst zo losstaat van de beroepsactiviteit van de betrokkene dat het verband marginaal wordt en bijgevolg in het kader van de verrichting in haar totaliteit beschouwd slechts een onbetekende rol speelt. In de zaak van het amstgericht staat de naam van de passagier op het ticket, tevens is de persoon die de reis maakt tevens een natuurlijke persoon. Slechts de contractspartij is een rechtspersoon. De overeenkomst staat zo los van de vlucht dat dit een marginale factor is. Het feit dat de rechtspersoon de overeenkomst is aangegaan heeft mijns inziens een onbetekende rol. Zowel de uitspraken van het Bundesgerichtshof als de uitspraken lagere rechters zitten op één lijn met de uitspraken van het HvJ EU.

Bij de beoordeling van de toepasselijkheid van artikel 5 lid 3 van de verordening geeft het HvJ EU een beoordelingsbevoegdheid aan de nationale rechters. De Duitse rechters doen tevens uitspraak over zaken, waarover het HvJ EU nog geen oordeel heeft gegeven. Hieruit komt naar voren dat nationale rechters niet snel overgaan tot het stellen van een prejudiciële vraag. Over begrippen waar het HvJ EU nog geen uitleg over heeft gegeven.






[1]Bundesgerichtshof 21 augustus 2012, X ZR 138/11.
[2]Bundesgerichtshof 13 november 2013, NJW 2013, 682 - X ZR 12/12.
[3] HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11, NJ 2013, 151, m.nt. Mok (Folkerts/ Air France).
[4]LG Frankfurt am Main 30 juli 2012, RRa 2012, 221.
[5] HvJ EG 15 juli 1964, 6/64 (Costa/ENEL).
[6] LG Köln, 29 april 2008, - 11 S 176/07, NJW-RR 2008, 1587.
[7]HvJ EG, 11-04-2008, C-396/06SAS (Danmark/Kramme).
[8]HvJ EG, 11-04-2008, C-396/06SAS (Danmark/Kramme).
[9]AG Leipzig, 7 juli 2010, C 109 7651/09.
[10] HvJ EG 20 januari 2005, CA464/01 (Gruber).
Hallo, waarmee kunnen wij u helpen?
Type hieronder uw bericht voor direct contact.